woensdag 29 mei 2013

Prettige bijvangstigheid

29 mei 2013

Mei is de juiste tijd om op graskarper te gaan vissen, althans als het voorjaar dat toestaat. Wel de alvast benodigde warmte, maar nog niet de hoeveelheden planten die maken dat jouw voertje geduchte concurrentie heeft.
In 2012 een nieuwe polder gevonden (of beter gekregen) met meer dan prettige resultaten in de vorm van zwaarlijvige graskarpers. Oke, het is even lopen, maar dat is meer een hobby binnen een hobby bij mij. Goed voor het lijf.

Dit jaar terug. Kijken of we ze weer in dezelfde sloot kunnen vinden. Op maar één broek (lange smalle strook land aan weerszijde omgeven door sloten of weteringen) mogen we komen, de rest is natuurgebied en daarmee verboden. Gelukkig bevind zich juist hier een dieper stuk, dus is het automatisch dat hier veel vis zit.
Voertje erin op strategische plekken, mag best een paar handen zijn. Wat jammer is dat de beroepsvisser net dit jaar een fuik heeft neergezet tegen de bosjes waar ik graag tegenaan vis. Het is niet anders, hij heeft hier ook visrechten. Ik moet dus uitwijken naar 'om het hoekje'. Is niet zo heel erg, want hier loopt een heel flauw taludje dwars op het water. Wat telkens opvalt is dat hier veel vis draait.

Om het hoekje

De vis zit al heel erg op het erg ondiepe. Daar waar 40 cm water staat zie ik met regelmaat grote ruggen en staarten door het water gaan. Te ver om te vissen met een pennetje. Met wat geduld komen ze mijn kant op. Ik maak een spoortje. Zou mooi zijn, ben toe aan een grote grasser.

Belletje links, belletje rechts, dobber komt omhoog en zakt daarna schuin weg, langzaam. Aanslaan is een automatisme. Niet te missen. De vis spuit direct een meter of 10 bij mij vandaan. Zou het een grasser zijn, de eerste van het seizoen, en gelijk een monster? De vis blijft lang weg, keer op keer wordt er lijn van de spoel gerost. Door het steeds donkerder worden zie ik eigenlijk niet wat ik heb, echt een graskarper? Pas in het net blijkt het een gewone schub... Nou ja, gewone... wel een hele beste. Arend, die halverwege de wetering zijn geluk beproefd, komt aangesneld en maakt in het laatste licht wat plaatjes. "Ze zitten er dus toch'. Tja, hij is van de karper. Arme jongen...