dinsdag 22 maart 2016

Ode aan Jan Veenhuijsen; de kunst van het kijken

Jan Veenhuijsen, c'est quoi? Voor de niet-vijfigers onder ons een volstrekt onbekende naam en voor de meeste van de vijftigplussers eveneens. Zo schat ik in. Jan Veenhuijsen was in de jaren vijftig, zestig en zeventig in Nederland een niet geheel onbekende schrijver, filmer en fotograaf. Daarbij viste hij veel, liefst met de vliegenlat. Van Ton van der Spiegel (ex OVB bestuurder) weet ik dat hij ook bij of voor de toenmalige OVB werkte.
De liefde van Dhr. Veenhuijsen voor fotograferen, vissen en schrijven kwam bij hem samen in leuke publicaties/boekjes, tegenwoordig zou het wellicht (ook) een blogger zijn. Ik voel me wel verwant met hem, in het kijken, observeren, vastleggen en genieten van vissen en de omgeving. Tijd voor een ode.

Een van die voornoemde leuke boekjes heet "De Camera Erbij" en daarin staan allerlei verhalen van belevenissen gecombineerd met goeie foto's. Een aanzienlijk deel over vissen. Duidelijk in alles de Jan Schreiner tijd, zowel in woord als beeld. Smullen van sfeer en ambiance. Een van de verhaaltjes plus de bijgevoegde foto geeft mij elke keer als ik er naar kijk en/of het verhaal lees een brok in de keel. Het grijpt me aan. Simpelweg omdat ik het kind op de foto zou kunnen zijn. Genomen ergens in de zestiger jaren in het Hollands Rivierenlandschap, het Land van Heusden en Altena, daar waar mijn grootouders een boerderij hadden en ik elke seconde dat het kon ontsnapte naar het water. Het zou echt zomaar kunnen. Ik voel ook dat dit mijn plek is, mijn roots liggen in het rivieren- en polderlandschap. Ik voel me er in balans, gelukkig. En dat sluit weer naadloos aan bij de tekst van Jan.

Ik zal de tekst hieronder weergeven. Al doet 'ie inmiddels wel wat gedateerd aan, het blijft mooi geschreven, fijntjes en met het juiste gevoel voor klein drama.

"Dit fijne vissen

Daar kom je in de late namiddag met je beste vriend van vele goede dagen terug van een reportage-zwerftocht door het Land van Heusden en Altena, ten behoeve van een onzer grote geïllustreerde weekbladen, en daar rij je met een stevig gangetje langs de hoge rivierdijk om het veer te halen, en daar weet je van die wijn in het avonduur in Rinke's rijkbegroeide tuin en daar roep je dan allebei tegelijk 'Stop!'. Daar staat dat jongetje diep beneden je prinsheerlijk te vissen op een open plekje tussen de rietkragen aan de kant van die brede rivier - Marsman, Nijholt, Roland Holst! O, Nederlandse dichters - en daar herkennen oude Rinke en jonge Jan allebei eensklaps zichzelf als kleine jongen. Zo stond eens Rinke in Weitgaard en zo stond Jan in Spaarnwoude: het hengeltje in de hand in de grote, grote ruimte en laat de hele wereld barsten als ik maar een visje vang! Daar kun je jezelf wel om de kop slaan omdat je kleurenfilm op is, terwijl dat binkie zich niets aantrekt van een stoppende auto op de dijk, dat binkie in zijn rood-wit geblokte hempie en met zijn rood-wit geblokte petje op, in die goddelijke omgeving van het zachtgroene riet waar de zon laag overheen strijkt. De rietpluimen zijn van het puurste goud, en daarachter de grote stroom en daar weer achter het pastorale land aan de overkant, gebed in zachte kleuren. Breughel, Rembrandt, Ruysdael!
Het hele bestaan waarnaar je streeft ligt daar voor je. En je kleine medemens en medebroeder in Petrus staat in meest unieke positie centraal, zoals hij als mens ook hóórt te staan, de hele almachtige natuur ten spijt. Daar besef je hoe de mens in al zijn kleinheid en grootheid tegelijk onafscheidelijk deel uitmaakt van die natuur, erin hóórt gewoonweg. Daar ontdek je tot je vreugde dat één rolfilm in één camera nog niet helemaal volgeschoten is, dat je nog drie plaatjes tot je beschikking hebt. Daar draait Rinke het raam open en kijkt en kijkt en kijkt en drinkt in. Daar sluipt Jan als een muis uit de auto, stelt de camera in, wacht tot zijn jonge evenbeeld zijn hengel heft... en knipt. Dát staat erop. De tweede en de derde plaat worden op dezelfde manier genomen, want hier is maar één compositie - de bestaande - en maar één houding: de hengel hoog. Dan ga je weer de auto in en je kijkt samen nog wel een kwartier lang en je laat het veer het veer en de Graves blijft toch wel koud. Want de foto in zwart en wit is slechts een kleine afbeelding van een schouwspel dat je leven lang in je herinnering zal blijven.
Ten einde ga je dan maar weer, op naar het veer, op naar de tuin in Soest met de fijne conversatie over al wat je zag en over je kleine evenbeeld niet in het minst. Deze afbeelding is maar tien bij vijftien centimeter. Hij zou tien bij vijftien decimeter moeten zijn en dan in kleur. De fotografie kent zijn beperkingen helaas. De beste herinneringen niet, gelukkig. Juist door zo'n plaatje kun je je weer alles glashelder voor de geest halen. Die beperkte fotografie. Die mooie fotografie...! Aart Klein, Martien Coppens, Meinard Woldringh!" 








dinsdag 15 maart 2016